
Op 1 september 1997 begon de rechtszaak tegen drie vrouwen van het 
vrouwenvredeskamp Greenham Common en mijzelf wegens het toebrengen 
van "criminele schade" aan de hekken van de kernwapenfabriek 
Aldermaston in Engeland. Op 2 september doet de jury haar uitspraak: 
onschuldig. Een verslag. 

De rechter opent de zaak met de mededeling, dat hij wil dat de jury 
geinstalleerd wordt, voordat we beginnen. Dit verbaast me omdat de 
afspraak was dat we de eerste twee dagen zonder jury door ons (de 
aangeklaagden) ingebracht bewijsmateriaal zouden schiften. De 
aanklager begint dan ook te pruttelen en zegt dat er, misschien, 
omstandigheden zijn waardoor de jury niet ingezworen hoeft te 
worden. De rechter staat er echter op dat eerst de jury de eed 
aflegt en daarna voor zolang nodig voor het schiften van de 
bewijslast naar huis zal worden gestuurd. 

Met verbijstering en ontzag constateer ik dat er wel vijftig 
potentiele juryleden zijn uitgenodigd. Dat deze hoge opkomst niet 
overbodig was blijkt al snel. In een korte uitleg geeft de rechter 
aan dat dit om verschillende redenen een bijzonder proces is. Ten 
eerste duurt de normale juryplicht in Engeland twee weken, deze zaak 
zou wel eens zes weken kunnen gaan duren. Zes? schrik ik. Tot dan 
toe hadden we gerekend op drie, maximaal vier weken. Verder, aldus 
de rechter, verdedigen de aangeklaagden zichzelf en zal het 
Internationaal Recht een belangrijke rol spelen. Ik was erg blij dat 
te horen, aangezien we nog helemaal niet hadden uitgevochten of het 
Internationaal Recht en de uitspraak van het Internationaal 
Gerechtshof gebruikt zouden mogen worden. 

Het samenstellen van de jury is een belevenis. De klerk heeft 
kaartjes met de namen, die hij in willekeurige volgorde opnoemt. 
Elke opgenoemde wordt gevraagd of zij/hij problemen heeft met de 
lengte van de zaak en of hij/zij zelf werkt of gewerkt heeft in de 
nucleare industrie of bij het ministerie van defensie (MOD), of 
naaste familie heeft die dat doet of deed. Als de persoon in kwestie 
zich lang genoeg vrij kan maken en geen directe banden heeft met de 
nucleare industrie of het MOD, wordt ons nog gevraagd of we bezwaren 
hebben tegen het desbetreffende jurylid. Als niet, legt deze de eed 
af. 

De eerste is geen probleem, hoewel hij wat moeite heeft met het 
voorlezen van de eed. De volgende echter, heeft op de oude basis bij 
Greenham Common gewerkt en valt af. Anderen hebben werk waar ze niet 
zolang gemist kunnen worden, een geboekte vacantie, een bruiloft, 
werk bij Aldermaston enzovoort. Met angst en beven zie ik het aantal 
mogelijke juryleden slinken, terwijl de lege stoelen in de box 
slechts langzaam opgevuld worden. Uiteindelijk zijn toch alle 
stoelen bezet. Nadat de jury op haar zwijgplicht is gewezen, mag ze 
tot nader order naar huis. 

De aanklager vraagt om en krijgt een korte pauze, die ruim een uur 
duurt. Dan dropt hij zijn bom: hij verklaart geen bewijslast tegen 
ons te zullen aanvoeren. Waarop de rechter de zaak schorst tot de 
volgende ochtend. Bijna iedereen kijkt dom, verbaasd of geschrokken. 
Mijn vertaalster zegt spijtig: "het is afgelopen, jammer, ik begon 
er juist zin in te krijgen." Professor Clark, getuige-deskundige 
inzake Internationaal Recht, die helemaal uit de VS is komen 
overvliegen om voor onze zaak te getuigen, begint blij te roepen dat 
we hebben gewonnen en ons te omhelzen. 

De klerk probeert ons uit te leggen wat er aan de hand is, onze 
"supporters" schudden handen, iedereen loopt en praat door elkaar 
heen het allemaal niet te snappen. 

De volgende dag maakt iets, maar niet veel duidelijk. De 
niet-meer-aanklager komt met een verhaal dat althans in mijn ogen 
een vergezochte smoes is. Het schijnt dat een van degenen die ons 
heeft opgepakt z'n getuigenverklaring heeft herzien. Wij zouden, 
achteraf bezien, door een hek zijn gekomen dat op de avond van de 
actie openstond. Nou heeft geen van ons tijdens het knippen een open 
hek gezien, laat staan dat we erdoor gegaan zijn. Bovendien hebben 
we allemaal heel duidelijk gezegd schade aan de hekken berokkend te 
hebben. Er zijn vele foto's van de kapotte hekken en een video. Er 
zijn bandopnamen van onze stemmen, die praten over gaten knippen in 
de hekken die voorbereidingen op massamoord beschermen. Over het 
delven van uranium, kankerklusters, lekkage's, ongelukken, de 
onwettigheid van kernwapens, de plicht van natie's om te ontwapenen, 
de vergiftiging van de aarde en nog veel meer. 

We zijn door meerdere personen staande gehouden met de kniptangen in 
onze bezige  handen op heterdaad betrapt zoals dat heet. Genoeg zou 
je denken om een solide bewijslast op te kunnen voeren. Doch door 
deze herziene getuigenverklaring over het open hek meent de 
aanklager niet voldoende bewijs meer te hebben. Bovendien zijn er 
"matters of public interest" die hij alleen met de rechter achter 
gesloten deuren wil bespreken. 

De rechter zegt dat het reeds een zeer duur proces is geweest en dat 
hij ervoor zal zorgen dat de MOD er althans een groot gedeelte van 
zal moeten betalen! Dat er een vreemd luchtje aan het geheel zit en 
dat hij verder zal gaan uitzoeken wat. Of wij ook schadevergoeding 
eisen wat we natuurlijk doen. Ik krijg ter plekke een naar mijn 
mening redelijke onkostenvergoeding toegezegd. 

De jury spreekt ons op instructie van de rechter vrij. Zonder de 
vasthoudendheid van deze ons duidelijk welgezinde rechter had de 
jury helemaal de eed niet afgelegd en hadden we geen uitspraak gehad 
maar een gedropte zaak. Nu is er een officiele jury-uitspraak waarop 
hopelijk in de toekomst verder gebouwd kan worden. In de nabije 
toekomst want op 5 januari zullen er weer drie vrouwen voor een jury 
terecht staan wegens het knippen in de atoomwapenfabriekhekken. 

Na deze korte sessie in de rechtszaal werden er door een koor uit 
Wales strijdliederen gezongen, gaven we interviews voor de krant 
waarbij ik nog dankbaar gebruik kon maken van de (waarschijnlijk 
door de MOD betaalde) vertaalster en moesten we bijkans eindeloos 
poseren voor de persfotograaf. Tenslotte was er nog een blij moment 
toen de MOD onze kniptangen netjes op ons verzoek terug kwam 
bezorgen op het vrouwenkamp. 

Het is aan de ene kant fijn dat de aanklager en superieuren 
blijkbaar dachten dat we een goede kans maakten de jury van de 
rechtmatigheid van onze actie te overtuigen. En-of ze bepaalde 
onderdelen van onze bewijslast zo bedreigend achten dat ze de 
nederlaag van het zich terugtrekken aanvaardbaar vonden. 

Aan de andere kant is het jammer dat we onze bewijslast niet aan de 
jury hebben kunnen voorleggen. Als deze ons op grond hiervan had 
vrijgesproken zou de impact groter zijn geweest. Ik ben zeer 
benieuwd naar de uitslag van het proces in januari en hoop dat deze 
zaak in elk geval een stapje in de goede richting is geweest. Yolanda Kriek.
